De eerste eigenaar van La Casella in het Toscaanse Montepuciano, Alfio Carpini, stamde uit een boerenfamilie ter plaatse (bij het gehucht Gracciano) en maakte daar een zeer karakteristieke Vino Nobile: boers en toch clean, een wijn die ver afstond van alles wat internationaal is of wil zijn. Alfio was een echte buitenman; op beurzen leed hij onder het binnen zitten en de warme lampen. Thuis, in Gracciano, was hij bijna onderdeel van de natuur. Hij bewerkte zijn wijngaarden biologisch, ging af en toe jagen en toonde een keer trots een nestje met kwikstaarten in een oude kar. In 2003 heeft Carpini, bij gebrek aan opvolging in de familie, zijn kleine wijngoed verkocht aan ene mijnheer Brini, wiens zoon Alberto sindsdien het bedrijf leidt. Carpini is echter nog lange tijd nauw betrokken geweest bij de gang van zaken en de jonge Brini volgde altijd trouw zijn adviezen. Vandaag de dag heeft Alberto de volledige regie in handen, maar het is duidelijk dat hij zijn leermeester Alfio trouw blijft en de authentieke wijnstijl van La Casella voortzet.

De belangrijkste druif in Vino Nobile is uiteraard Sangiovese, hier ook wel Prugnolo genaamd. La Casella heeft dan ook overwegend Sangiovese in de wijgaarden staan, aangevuld met een klein percentage lokale variëteiten als Cannaiolo en Colorino. Hiervan worden in oplopende kwaliteit Rosso, Vino Nobile, Vino Nobile Riserva en topcuvée Prugnolo gemaakt. Aangezien de plaatselijke Sangiovese-kloon van zichzelf al voldoende tannine bezit, wordt er voornamelijk met groot oud eiken gewerkt, deels Sloveens en deels Frans. Alleen de Prugnolo krijgt naast rijping op grote vaten ook rijping op barrique, maar ook in dit geval wordt zo min mogelijk nieuw eiken gebruikt.